Hepatitis E Bijgewerkt op 16.09.22

Hepatitis E wordt veroorzaakt door een besmetting met het hepatitis E-virus (HEV). Er zijn acht genotypen. Genotypen 1 t/m 4 komen het meeste voor bij geïnfecteerde mensen. De genotypen verschillen in epidemiologie, gastheer en transmissie. Genotype 3 is vooral in Nederland en andere Westerse landen van belang.

Ziekteverschijnselen

Een infectie verloopt meestal acuut en zonder symptomen. De incubatietijd is 2 tot 8 weken. Uitbraken van hepatitis E met symptomen van acute geelzucht, malaise, verminderde eetlust komen voor in Aziatische landen waar genotype 1 of 2 endemisch is. Besmetting met genotype 1 kan tijdens de zwangerschap ernstig verlopen.
In Nederland komt vooral genotype 3 voor. Besmetting geeft meestal geen klachten. Als er symptomen zijn, dan is er sprake van koorts, misselijkheid en in een later stadium geelzucht, buikpijn en verminderde eetlust. Chronische hepatitis E kan voorkomen bij patiënten met een (sterk) verminderde immuniteit en kan ernstig verlopen (progressieve levercirrose).
Onderzoek heeft aangetoond dat genotype 3 zich ook kan vermenigvuldigen in zenuwweefsel en neurologische klachten kan veroorzaken.

Transmissie

De overdracht van HEV genotype 1 en 2 is via voedsel en besmet drinkwater. Genotype 3 en 4 hebben dieren als reservoir . In Nederland komt  genotype 3 vooral voor bij varkens, herten en wilde zwijnen. Besmetting naar de mens vindt plaats door het drinken van met hepatitis E-virus besmet water of het eten van rauw of onvoldoende verhit vlees van besmette dieren, zoals leverworst.

Prevalentie

Genotype 1 is endemisch in Azië en Zuid-Amerika, genotype 2 is endemisch in Afrika en Midden-Amerika. Genotype 3 komt wereldwijd voor, genotype 4 komt voornamelijk voor in Oost-Azië.
De transmissie van genotypen 1 en 2 vindt vooral plaats via besmet water en voedsel. Uitbraken  komen voor in Afrikaanse en Aziatische landen. Genotype 2 heeft alleen de mens als gastheer en heeft geen dierlijk reservoir, terwijl genotype 1 ook bij varkens voorkomt. Genotype 3 en 4 komen voor bij mensen en dieren. Contact met dieren en/of uitwerpselen van dieren is vaak de besmettingsbron.

De prevalentie van hepatitis E in Nederland is onderzocht in bloeddonoren. Op 25-jarige leeftijd heeft ongeveer 20% een infectie met HEVdoorgemaakt, en dat loopt op naar ongeveer 60% op 65-jarige leeftijd. Personen die een infectie net hebben doorgemaakt dragen het virus tijdelijk in hun bloed; daarom worden bloeddonaties getest op HEV.

Voorkómen van een infectie

Hepatitis E is te voorkomen door contact te vermijden met dierlijke uitwerpselen van met name varkens, herten en wilde zwijnen, en door het eten van voldoende gegaard voedsel. Bij patiënten die een sterk onderdrukt immuunsysteem hebben is het raadzaam om geen onvoldoende gegaard varkens- of hertenvlees te eten en op te passen met leverworst en lever.
Er is een vaccin  ontwikkeld en in China op de markt gebracht. Het beschermd tegen genotype 1 en 4. Andere vaccins zijn in ontwikkeling.

Diagnose

Een infectie met HEV wordt aangetoond door de aanwezigheid van HEV-RNA in het bloed. Als alleen antistoffen aanwezig zijn en HEV-RNA is negatief, dan spreken we van een doorgemaakte infectie.

Behandeling

Een acute HEV infectie verloopt meestal asymptomatisch en wordt niet behandeld. Bij immuun gecompromitteerde patiënten met een hepatitis E infectie wordt ribavirine gegeven (experimenteel).

 

In de Kennisbank is meer informatie over hepatitis E te vinden met betrekking tot incubatietijd, besmettingsroute, risicogroepen, preventie, vaccinatie, symptomen en behandeling.

Onder Nieuws kunt u de nieuwsberichten over hepatitis E vinden.


Referenties:

Hepatitis E Fact sheet WHO

LCI richtlijn Hepatitis E

 

Meer uitleg nodig?

Heeft u niet gevonden wat u zoekt? Neem dan contact met ons op.

Stel een vraag

Is deze bron betrouwbaar?

Lees meer over hoe deze website tot stand is gekomen.

Lees verder